Calluna vulgaris
Struikhei

Overzicht Calluna vulgaris op deze site
Foto's Calluna vulgaris op internet
Calluna vulgaris en Erica vulgaris bij Kurt Stueber Gruppe Max Planck IZ
Calluna vulgaris in Plantago PlantIndex |
Erica vulgaris - Gewone Heide

Afbeelding.
a: bloem
b: kelkblaadje
c: bloemkroon
d: meeldraad
e: stamper
f: takje
Verscheidenheid.
Eene verscheidenheid met witte bloemen komt op onze heiden hier en daar tusschen de gewone plant voor.
Groeiplaatsen.
Op onze heiden en, enkeld, ook op de duinen.
Zij is op onze heidevelden zeer algemeen door het gansche land; ja, overal het gewone zamenstellend deel der heide-zode. — In duingronden is dezelve gevonden bij Wassenaar en Katwijk door den Hoogl. Mulder;...
De verscheidenheid is onder anderen door mij gevonden bij de Bild, Zeijst, Driebergen, Darthuizen en de Grebbe in de prov. Utrecht; en tusschen Roswinkel en Weerdinge in Drenthe.
Huishoudelijk Gebruik.
Van de zigtbaar bloeijende planten is er geene, die door haren gezelligen, en zich door wortels, uitloopers en zaden voortzettende groei, zulk eene uitgestrektheid van onze bodem, waarschijnlijk wel 1/5 gedeelte daarvan, beslaat als deze plant; waarom de velden door haar ingenomen, te regt Heidevelden heeten. Openliggende zandgronden, het zij met of zonder veenstof vermengd, verkiest zij boven alle; maar in de zeeduinen groeit zij slechts bij enkele plekken en op die plaatsen, hierboven op genoemd, waar ik haar zoo ijl en schraal heb zien groeijen, dat zij duidelijk toont, aldaar haren waren grond niet gevonden te hebben.
Indien wij de veronderstelling van den Hoogl. Reinwardt, opgegeven in de Verh. der 1e klasse van het Kon. Nederl. Instituut, D.III in het berigt der werkz. bl. 39 en 40 ($) aannemen, dat de vaste koolstof van vele vergane Heiplanten, zich met zand en water vereenigende, medewerkt om het oer en de ijzerstof, in onze heidegronden overvloedig voorhanden, te vormen, zoo zouden wij die stof voornamelijk aan deze plant verschuldigd zijn.
Op bouw- en grasland is zij een waar onkruid en moeijelijk te verdelgen. Bekend is het, hoe gaarne en met hoeveel vrucht de schapen op deze velden gehoed worden, welk voeder zij echter kunnen ontberen, bij eene verstandige stal- of huisvoedering. Ook de jonge planten worden door de paarden gebruikt en Gunner verzekert, dat men paarden met fijn gesnedene heide en spoeling eener jeneverstokerij, twee maanden lang volkomen had kunnen voedern. Somwijlen nuttigen het ook de varkens. Pan Suec.
Het is mede bekend, hoe algemeen de bijenkorven naar de bloeijende heide gebragt worden, maar hiervan verkrijgt men eenen geelachtigen honig, welke hierom in Frankrijk minder geacht wordt. Duhamel Du Monceau. (*)
Heibezems en heiboenders zijn alzoo genoemd, omdat zij van deze heester meest genomen worden. De heidekorst, voornamelijk door deze plant gevormd en afgestoken wordende, is eene voorname mest- en ook brandstof voor den heibewoners; de dikste takken dienen mede aan den haard, en bij Bordeaux worden zij tot voortreffelijke houtskool gebrand. Duhamel Du Monceau.
Met stroo onder klei gekneed, kan men ze tot wanden voor hutten gebruiken, en de takken tot dekking van huizen, en de plaggen tot onderstrooijng van het vee. De zijdewormen spinnen zich gaarne in lange heitakken bij dezelve gebracht. Duhamel.
De plant in plaats van Hoppe tot bier te gebruiken, ook tot lederlooijing, en de geheele plant kan eene gele verw opleveren volgens Dambourney.(%)
<< Noot Luc: ($) Reinwardt heeft het hier over de podzol, een grondlaag die ontstaat door de uitspoeling van ijzer uit humusrijke zandgrond. Deze uitgespoelde metalen slagen een weinig dieper terug neer en vormen zo een harde, donkere laag, die men best breekt alvorens (bomen) te planten. Zijn gedachte dat koolstof in ijzer omgezet wordt klinkt vandaag bijzonder vreemd. Voor meer uitleg zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Podzol
Reinwardts beschouwingen vind je in 'Verhandelingen der Eerste klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten', Amsterdam 1817, Deel 3, p39-40; zie: http://books.google.be/books?id=3VVFAAAAYAAJ
(*) Duhamel Du Monceau in zijn meesterwerk: 'Traité des arbres et arbustes qui se cultivent en France en pleine terre ', Paris 1755, Tome 1, p. 222; zie: http://books.google.be/books?id=pBoOAAAAQAAJ
(%) Dambourney in 'Recueil de procédés et d'expériences sur les teintures solides que nos végétaux indigênes communiquent aux laines & aux lainages', Paris 1786, p120-124; zie: http://books.google.be/books?id=hcc9AAAAcAAJ >>

|