Draba verna - Gemeene Vroegeling

Groeiplaatsen.
Op opene drooge zandgronden, in de duinen en op de heide.
Algemeen door het gansche land.
De verscheidenheid beta (*) is door den Heer J. van Spijk Vermeulen meermalen gevonden aan de muren der stad Delft, en aldaar later ook wedergezien door den Heer T.D. Vrijdag Zijnen.
De verscheidenheid gamma is op het getuigenis van Boerhaave (bij de Gorter t.a.pl;) als inlandsch opgegeven.
Huishoudelijk Gebruik.
De plant is aangenaam en gezond voor schapen (Mattuschka); mede voor vogelen (Gattenhoff) en wordt ook gegeten door paarden en geiten, niet door varkens en somwijlen geweigerd door runderen, (Pan Suecus). In Smoland oordeelt men, dat derzelver bloei het tijdperk aanwijst, om zomer-rogge te zaaijen. In Silezië wil het gemeen, dat eene rijke bloeijing derzelve een opvolgend schaars gewas van levensmiddelen zou aanduiden. 's Nachts en bij zware regens knikken de bloemtuiltjes. (Linn. fl. suec)
<<Noot Luc: (*) var. Boerhaavii: wordt door sommigen beschouwd als een soort: Erophila spathulata. Anderen beschouwen het als Erophila verna subsp. spathulatha.>>

|