Spergula arvensis
Gewone spurrie

Overzicht Spergula arvensis op deze site
Foto's Spergula arvensis op internet
Spergula arvensis bij Kurt Stueber Gruppe Max Planck IZ
Spergula arvensis in Plantago PlantIndex |
Spergula arvensis - Akker Spurrie

Groeiplaatsen.
Op bouwgronden, langs de wegen enz. vooral op zandigen grond.
Algemeen door het gansche land.
Huishoudelijk Gebruik (*).
Dit gewas levert een voortreffelijk voeder op voor runderen, waartoe het in de meeste heistreken onzer Noordelijke Provinciën, en ook in Vlaanderen en Zuid-Braband opzettelijk gebouwd wordt. De koeijen geven hiervan inzonderheid vele en vette melk en de boter, hiervan in het najaar gewonnen in de Meijerij van den Bosch, wordt bijzonder gezocht, en heeft hiervan den naam van spurrie-boter. Zonderling is het derhalve, dat Linnaeus in zijne Pan Suec. en Gunner, mede uit zijne eigene ondervinding, verzekeren, dat de runderen deze plant niet gebruiken, daar in ons vaderland bestendig het tegendeel ondervonden wordt. De laatste meent, dat de Spergula pentandra, de bij ons gebouwde plant zoude zijn, gelijk dan ook Ph. Miller verzekert, dat deze zoowel als de arvensis in ons vaderland als veevoeder geteeld worden; schoon Beckmann en anderen verklaren, dat dezelve niet gebouwd wordt.
Men zaait het in Maart, en bekomt in den zomer het voeder; maar meest wordt het gezaaid in Roggestoppels, om het in het najaar te laten afweiden of groen op stal te voederen: ook wordt het tot hooi gedroogd. Het zaad, volgens de raad van Thaer, in warm water geweekt zijnde, is mede voortreffelijk voor het vee. Voorts wordt de plant ook gaarne gebruikt door paarden, schapen, geiten en varkens. Linn., Gunner. De hoenders en duiven zijn zeer gezet op het zaad, en geven hiervan veel eijeren, Gunner, Miller. Ook in Noorwegen is wel eens uit het zaad brood bereid. Dit zaad levert ook olie op. Thaer.
(*) Ik wil de hierboven aangewezene onderscheiding, zoo als die door den verdienstelijken Heer von Bönninghausen opgegeven, gaarne laten gelden, en onze gewoonlijk gezaaide voor eene verscheidenheid van de Sp. arvensis aannemen, welke boven de genoemde wilde, om hare meerdere grootte en zwaarte verkiesselijker is; maar ik kan geenszins in twijfel staan, of alleen uit hoofde van het aangewezen zeer kleine verschil in het zaad, waarom men het zelfs tot eene afzonderlijke soort wil maken, het huishoudelijk nut van de Sp. arvensis niet hezelfde zou zijn, als van de genoemde sativa ($), behalve eenige mindere opbrengst. K.
Volgens von Bönninhausen, t.a.pl., (wiens gevoelen ik meen te moeten verdedigen) is zijne Sp. vulgaris een verschillende soort, een onkruid, dat nergens verbouwd wordt; Sp. sativa daarentegen de verbouwde soort, welke genoegzaam niet in het wild voorkomt, daar haar zaad de vorst niet verdragen kan. Ook in Groningen en Drenthe wordt alleen Spergula sativa gekweekt; Sp. vulgaris daarentegen, of onze Sp. arvensis, overal als onkruid beschouwd. Zoude men de tegenstrijdige gevoelens van Linnaeus, Gunner en andere schrijvers niet uit de verwisseling dezer twee soorten kunnen verklaren? v. H.
<<Noot Luc: ($)De Spergula sativa, de gekweekte vorm dus, wordt nu als een cultivar van de gewone spurrie beschouwd, nl. Spergula arvensis cv. 'Sativa'. Deze cv heeft een robuustere bouw en de zwarte fijn gestipte zaden hebben geen fijne wratjes (wat hier als witte stippen wordt omschreven) Daarnaast zijn de zaden van de wilde vorm (S. agrestis) eerder bruinzwart.>>

|