Agrostis vulgaris - Gemeen Struisgras

Verscheidenheid.
β: met genaalde bloemen.
γ: met plantdragende bloemen (floribus viviparis)
Ik moet echter hierbij opmerken, dat deze laatste verscheidenheid zoowel als de plantdragende verscheidenheid van het witte Struisgras bij naauwkeurige bezichtiging inderdaad geene jonge planten op hunne bloemen dragen en dus, ofschoon zij doorgaans zoo genoemd worden, evenwel niet wezenlijk plantdragend zijn. De kelk en bloemkroon worden hier alleen grooter dan gewoonlijk en nemen hierdoor den schijn eener plantdragende bloem aan.
Groeiplaatsen.
Vooral op eenigzins schrale en zandige gronden.
Algemeen door het gansche land.
De eerstgenoemde verscheidenheid is door den Heer de Beijer bij Nijmegen en door mij op vele plaatsen bij Groningen, Utrecht en in de Meijerij van den Bosch aangetroffen. De tweede verscheidenheid is door Rainville in het Haagsche bosch, door mij op Muiderberg, de Bild bij Utrecht en te Helsum en Rheede in Gelderland gevonden.
Huishoudelijk Gebruik.
Het geeft een dicht en fijn gras, dat het geheele land sterk bezet en alle mos verhindert op te komen. Het wordt gaarne door het vee genuttigd, vooral door runderen. (Mattuschka, Gunner.) Het levert van dit geheele geslacht het voedzaamste gras, en ook goed hooi op. (Sole Mem. of the Bath Soc. IX p. 132.) Curtis houdt dit om zijne fijnheid en snellen groei voor het beste gras voor de engelsche grasperken, en lanen, welke in dat Rijk met zooveel zorg behandeld worden; zie zijne Observations on the British Grasses.(*)
<<Noot Luc: (*) William Curtis; Practical observations on the British grasses, especially such as are best adapted to the laying down or improving of meadows and pastures: likewise, an enumeration of the British grasses; London 1805. Zie: Agrostis capillaris p.16 op http://books.google.be/books?id=by5EAAAAYAAJ >>

|