Sonchus oleraceus
Gewone melkdistel

Overzicht Sonchus oleraceus op deze site
Foto's Sonchus oleraceus op internet
Sonchus oleraceus bij Kurt Stueber Gruppe Max Planck IZ
Sonchus oleraceus in Plantago PlantIndex |
Sonchus oleraceus
- Moes Melk-Distel

Verscheidenheden.
De hier afgebeelde en beschrevene is de laevis, zachte, welker Bladen vele onderscheide gedaanten aannemen naar mate van den verschillenden grond, zoo als reeds Linneus heeft opgemerkt: hoe vruchtbaarder en vetter de grond zij, hoe minder de Bladen gereept en met inhammen zijn, en te meer de gedaante verkrijgen van Saladebladen: hoe schraalder grond, hoe sterker de inhammen zijn, bijna als van de gemeene Paardebloem.
Bij de asper (*) ruwe, zijn de Bladen scherp, donkergroen, als in vinnen gedeeld. De inhammen met tanden, die scherp en doornachtig zijn.
Groeiplaatsen.
Langs Wegen, in Moeshoven en op Akkers.
Overal zeer algemeen. De scherpe verscheidenheid bij de zachte, maar niet zoo algemeen, en meest in Klei- en brakke Gronden.
Huishoudelijk Gebruik.
De jonge Bladen hebben in hunne hoedanigheid veel van de Salade, Endivie en andere Moesgewassen, en kunnen als zoodanig gebruikt worden: in het Noorden van Europa trekt men er dadelijk dit nut van. — Het is een aangenaam en saprijk voedsel voor Runderen en Schapen, gelijk het ook zeer gezocht wordt door Hazen en Konijnen, maar hun vleesch bekomt hierdoor een onaangenamen smaak. — De Kanarijvogelen eten het mede zeer gaarne. De Bijen halen veel honig uit de Bloemen. (Mattuschka).
Het is overal een zeer lastig onkruid. Beckmann noemt het onder de Onkruiden in Tuinen het eerst op, en Ph. Miller houdt het wegens het vliegend Zaad zoo nadeelig, dat het volgens Hem in eene geheele nabuurschap behoorde uitgeroeid te worden. — Het uitgeroeide gedroogd zijnde, kan nog als Wintervoeder voor Schapen en Geiten dienen. (Mund, vom Unkraute.)
<< Noot Luc: (*) de variëteit 'asper' is in feite de zeer sterk gelijkende soort Sonchus asper, Gekroesde melkdistel. Pas later zal het verschil duidelijk worden en als dusdanig herkend door Kops. Zie: Plaat 543 in deel VII.>>

|