Aira canescens - Grijzende Windhalm

Verscheidenheid.
1. van een bonte kleur. 2. Met eene geheel zeegroene Pluim, en Helmknoppen van eene zwavelkleur. (Favrod.)
Groeiplaatsen.
In schrale Zandgrond.
In de Duingronden van Holland †. Op het Loo bij Harderwijk, ook in de omstreken van Nijmegen.
De eerste Verscheidenheid in de Duinen niet ver van Zandvoort volgens De Gorter; de tweede ook aldaar en door Favrod gevonden.
Huishoudelijk Gebruik.
Wordt volgens Mattuschka gegeten door Runderen en Geiten. Is door Sole in the letters of the Bath Society vol.IX als een voortreffelijk Gras voor Schapen aangewezen, 't geen hiervoor weinig minder geschikt zou zijn dan het Schaaps Gras Festuca ovina, en hiertoe op schralen zandgrond verdiende aangekweekt te worden. In het barre zand strekt deze Plant mede om den grond te doen bekorsten.

|