Senecio jacobaea - Jakobs Kruiskruid

Verscheidenheid.
1. Welker Bloempjes aan den rand geen lintswijs Bloemblad hebben, en dus gezamenlijk geen straal uitmaken. Deze Planten zijn doorgaans forscher van gewas dan de gestraalden, en van veel bladen voorzien, die veelvuldiger insnijdingen en fijne slippen hebben.
2. Met bonte Bladen.
3. De onderste Bladen gesteeld, eirond, met stompe zaagtandjes, stijf dikwijls paarsachtig. De bovenste bladen als in vinnen met tandjes. (Favrod.)
Groeiplaatsen.
In vochtige weilanden. Overal vrij algemeen.
De verscheidenheid No. 1. Met ongestraalde Bloemen: in de Hollandsche Duinen †, zoo als reeds te regt door Linnaeus was aangeteekend. — Verder op zandwegen om den Haag †, ook in Vriesland. No. 2. Door De Gorter gevonden bij den Ulenpas, in het kwartier van Zutphen, No. 3. In een vochtige weide digt by Hoeflaken, bij Amersfoort, door Favrod gevonden.
Huishoudelijk Gebruik.
Wordt gegeten door Runderen volgens Linnaeus, maar is nadeelig aan Schapen en Geiten (Mattuschka.) en door Brugmans voor schadelijk op de weiden gehouden. Het versche kruid geeft aan de wol eene schoone donker groene, doch onbestendige kleur. (Sw. Abh.) De Bijen azen op de Bloemen. (Favrod.)

|