Humulus lupulus
(vrouwelijke plant) Hop

Overzicht Humulus lupulus op deze site
Foto's Humulus lupulus op internet
Humulus lupulus bij Kurt Stueber Gruppe Max Planck IZ
Humulus lupulus in Plantago PlantIndex |
Humulus lupulus; Foemina - Gewone Hop; Vrouwelijke Plant zie ook plaat 89

Huishoudelijk Gebruik. (vervolg van plaat 89)
zyne aangename bitterheid bekomt, duurzaam wordt, en minder aan zuur worden onderhevig is. Deze bellen worden in het wild op vele plaatsen in ons Land opgezogt, en tot gemeld oogmerk aan Bierbrouwers verkogt. — De bladen en kleine ranken, vooral wanneer zy jong zyn, worden in die streken onzes Vaderlands, waar dit gewas geteeld wordt, aan Koeyen gegeven, 't geen voor haar een gezond voedsel is, en waardoor zy veel melk en boter geven. — Ook kunnen (volgens Gattenhoff) de gedroogde bladen tot Wintervoeder dienen voor Runderen en Schapen. Zeker is het, dat het dorre loof tot stroojing onder het vee kan gebruikt worden.
Volgens genomen proeven kan men van de takken draden bekomen, waar van men doek kan vervaardigen, dat niet zoo wit, maar sterker is dan 't geen van Hennip of Vlas gemaakt is. Hiertoe moeten de takken van bladeren ontdaan, gedroogd, in stukken van twee of drie ellen lang gebroken, geroot, gebraakt en gesponnen worden, even als Hennip. (Swed. Abh. Mattuschka.) De takken kunnen mede tot bruin verwen dienen, (Suckow) en kan hier van ook papier gemaakt worden. (Letterbode 1802.) — De Plant verdryft door haar sterken reuk de Klanders (*) en verdere nadeelige Insecten van de Koornzolders, en is derzelver gebruik hiertoe algemeen aanteraden. (Gabbema, Suckow, Gattenhoff en anderen) — In Bosschen is de Plant een nadeelig onkruid, vooral in Hakbosschen en jong Plantzoen van Els en Esch: door dezelver omslingerende takken wordt het Hout nedergedrukt, en de jonge loten verstikken geheel, zoo dat een Hakbosch hiermede sterk bezet, byna niets zal opbrengen, wanneer het hier van niet gezuiverd wordt. Hiertoe laat men de Hop in zodanige Houtlaaden jaarlyks, en in den eersten zomer naa den hak tweemaal, opzettelyk afsnyden, waar door volgens Bericht in de Verhandel. van de Maatschappy van Landbouw D.XI.st.1.bl.122 enz onder Oostvoorn met het zevende jaar de Hop genoegzaam was uitgeroeid, en waar by men zich beter hadt bevonden, dan by het uittrekken. Dit laatste wordt aangeprezen in de Verhandel. van den Oeconomisch Tak-Landbouw No.8. en moet vroeg in het voorjaar geschieden: wanneer de wortels diep zitten, brengt men een mes, of nog beter eene tweetandige korte vork in den grond, om de wortels te kunnen volgen, en geheel uit te trekken; terwyl de uitgetrokken wortels zorgvuldig buiten het Bosch moeten gebragt worden.
De Plant die in het wild groeit, is dezelfde, welke ten dienste der Brouweryen opzettelyk geteeld wordt, schoon door Cultuur eenige verscheidenheden zijn ontstaan. — Deze teelt, die zich in ons Vaderland maar tot eenige streken bepaalt, wordt gevonden te Eelde, Eelderwolde, Paterwolde, Rhoden en Rhoderwolde, Foxwolde en Lieveren, doch voornamelyk te Peise, allen gelegen in Drenthe; Nieuwkerk en omstreken, op de Veluwe; Well en Amelrode, in de Bommelerwaard; Vlymen, Nieuwkuyk en Ossenoort in het Land van Heusden; en te Schyndel en omstreken, in de Meyery van Den Bosch. — De Plant bemint een gemengden goeden grond van zand en zwarte aarde, schoon zy ook volgens Miller in drassige gronden in Essex in Engeland geteeld wordt, gelyk ook de Plant overvloedig van zelve groeit, en volkomen rype bellen geeft, in de moerassige Elsenboschjes van het Haagse Bosch. Nieuwland, vooral Weiland is het best tot Hopland aanteleggen. Zy wordt van afzetsels voortgekweekt, op afzonderlyke aarden-bulten van 2 a 3 voeten hoog, die, naa dat de afzetsels in den grond zyn gebracht, allengs zyn aangehoogd. Op elken bult zyn twee staken, de beste zyn van Popel- of Eschdoorn, om 'er de Plant tegen op te doen klimmen en aantebinden. De Plant ééns in den grond zynde, kan vele jaren, volgens sommigen twintig jaren, goed blyven; doch elk jaar moet de bult geslecht, mest om de wortel der Plant gebragt, en vervolgens weder aangehoogd worden als te voren, welke mesting in Engeland in den laten Hersft, maar in ons Vaderland in het voorjaar geschiedt. In September worden de Hopbellen gesneden, geplukt en gedroogd op een eest of rooster over vuur, en op eene drooge plaats bewaard. De teelt van dit gewas is zeer naauwkeurig opgegeven in Miller Gardeners Dictionary, in het Nederduitsch vertaald, onder den Tytel van Ph. Miller's Kruidkundig Woordenboek; en vindt men ook deze teelt, zoo als die in Drenthe plaats heeft, beschreven in het Groninger Weekblad voor den zoo genaamden Gemeenen Man. Deel I No.49. — De Plant is aan vele ongemakken onderhevig, vooral van Honigdaauw, die ook veel aan de Plant in het wild bespeurd wordt.
<< Noot Luc: (*) klanders = kalanders, dit zijn een soort vrij kleine snuitkevers. Ze voeden zich hoofdzakelijk met zetmeelrijk voedsel. Vooral de graankalander is berucht en richtte vroeger grote schade aan in graanschuren.>>


|