Malva sylvestris - Grote Malowe

Groeiplaatsen.
Langs de wegen, dyken, en op onbebouwde plaatsen. Algemeen over de gehele Republiek.
Eigenschap.
Heeft geen reuk: de smaak is gering, grasaartig, doch slymerig. De Bladen en Bloemen worden gebruikt; de laatste zyn minder slymerig.
Kragt.
Is weekmakend, verzagtend, min of meer openend. — Wordt veel gebruikt onder Borstkruiden; ook tegen de ziekten van de Nieren en de Blaas. — Uitwendig tegen langdurige ontstekingen in een Bad toegediend.
Huishoudelijk Gebruik.
Werdt door de Ouden algemeen tot spyze gebruikt. (Gieseke) schadelyk in Weilanden. (Brugmans) de Bloemen zeer ryk in honig, en hier om door de Byen by uitnemendheid gezogt. (Gleditsch) Linnaeus merkt op, dat zy moeielyk in Tuinen is aan te kweken Fl. Suec.
(* Vele Schryvers hebben deze soort ten aanzien van derzelver genezende kragt en naam verward met de Malva rotundifolia, en de ééne voor de andere genomen. Zelfs heeft Linnaeus in zeyne Flora Suec. de M. sylvestris een Genees-kruid genoemd, en in zyne Mater. Medica alleen de M. rotundifolia als zodanig opgegeven.

|